Recensie: Onderwijs als redmiddel voor democratie

02 januari 2011 , door Leonhard de Paepe
| | |

Wat is het doel van onderwijs? Het aanleren van vaardigheden voor een baan en zo winstgevend te zijn voor de maatschappij, of het leren je verbeeldingskracht te gebruiken, je eigen cultuur kritisch te bevragen, een betrokken burger te worden in diezelfde maatschappij? In Not for Profit: Why Democracy Needs the Humanities (nu vertaald als Niet voor de winst door Anneke Brassinga en Rogier van Kappel) stelt Martha Nussbaum dat het een zonder het ander ondenkbaar is. Achter de handelingen van grote staatslieden, en achter de hypotheses van de grootste wetenschappers gaan kwaliteiten schuil die niet te maken hebben met calculaties of winst, maar met mensenkennis, verbeeldingskracht en empathie. Dat zijn zaken die je niet leert bij economie, werktuigbouwkunde en bedrijfskunde, maar in de humaniora: kunst, literatuur, cultuurstudies.

Ongemerkt zijn de humaniora steeds verder in de marge van het onderwijs gedrukt om plaats te maken voor onderricht gericht op economische groei. En dat is een gevaar voor de democratie:

'Radical changes are occurring in what democratic societies teach the young, and these have not been well thought through. Thirsty for national profit, nations, and their systems of education, are heedlessly discarding skills that are needed to keep democracies alive.'

Een overbruggende humanistische traditie

Nussbaum behandelt deze kwestie aan de hand van de pedagogische denkbeelden van grote geesten als Socrates, Jean-Jacques Rousseau, John Dewey, Johann Pestalozzi, Friedrich Fröbel (de uitvinder van de Kindergarten) en Rabindranath Tagore, die zich verdiepte in de manier waarop kinderen tot bewustzijn komen. Wat deze mensen gemeen hebben, is dat zij pedagogie opvatten als het ontwikkelen van burgerschap. Belangrijk is niet louter kennis van traditie en vaardigheden, maar het door middel van spel, muziek, dans en socratische gesprekken de jonge mens relaties te laten aangaan met ideeën, andere mensen en zichzelf.

Met name de Indiase intellectueel Tagore (nobelprijswinnaar in 1913), oprichter van een gezaghebbende school - Visva-Bharati - is een grote inspiratiebron voor Nussbaum omdat hij de grenzen tussen de verschillende kasten en de geslachten bespreekbaar maakte en Hindoe-nationalime bestreed door kinderen te laten kennismaken met verschillende culturele tradities. Ook in de Islamitische wereld ontdekte Nussbaum een liberale universiteit - Jamia Millia Islamia - op basis van de beroemde traditie van Socratisch leren. Nussbaum gebruikt deze voorbeelden om te laten zien hoe educatie kan bijdragen aan een sfeer van tolerantie, kritisch bewustzijn en een rijker individueel leven.

De crisis in de democratie

Op het punt van de verbinding tussen burgerschap en humaniora mist de argumentatie van Nussbaum de scherpte van een actuele politieke denker - wat een gemis is. De lezer moet soms over een muur van sentimenteel feministisch geneuzel heenkijken om het onderliggende punt te blijven waarderen. Nussbaums begrippenapparaat blijft hangen in 'gender', 'sexual identity' en 'race'; alsof er de afgelopen veertig jaar niet veel is veranderd. Ergerlijker is dat ze als Amerikaanse volstrekt geen crisis ziet in de ideologie - want dat is het - van het individualisme. De link tussen onderwijs en democratie blijft voor haar vanzelfsprekend. Dat de democratie zelf in een crisis verkeert, blijft buiten haar vizier. Heel wat kundige filosofen wijzen er al jaren op dat democratie als politiek systeem in de praktijk nergens strookt met de mooie idealen op papier.

Nussbaum doet verder een hele trits aan aanbevelingen, zoals het leren van meerdere talen (waarbij ze niet opmerkt dat Amerika het enige ontwikkelde land is waar tweetaligheid nauwelijks voorkomt), het leren van de meerdere culturele tradities en gebruiken, het aanleren van tolerantie ten aanzien van ras, geslacht en cultuur. De oplossing bestaat dus vooral uit: meer leren. En dat is een béétje simpel gedacht. De oplossing voor alle problemen in de educatie is het Amerikaanse systeem van 'liberal arts', waarbij universiteiten eerst twee jaar algemene culturele ontwikkeling bieden om daarna een verdieping te bieden.

Tevens bewijst Nussbaum niet een innovatief denker te zijn. Voor haar blijven de cruciale issues 'gender', 'sexual identity' en 'race'; blijkbaar is er de afgelopen veertig jaar dus niet veel veranderd. Op dit punt is Nussbaums nog altijd kritisch. Zelfs over Obama:

'In his speeches on education, the president rightly emphasizes the issue of equality, talking about the importance of making al Americans capable of pursuing the "American Dream". But the pursuit of a dream requires dreamers: educated minds that can think critically about alternatives and imagine an ambitious goal - preferably not involving only personal or even national wealth but involving human dignity and democratic debate as well.'

Ondanks deze kritiek is het boek van Nussbaum een symptoom van een culturele strijd en daarom is het een belangrijk werk voor iedereen die zich bekommert om de wereld van morgen. Evenals Anthony Kronman in Why Our Colleges and Universities Have Given Up on the Meaning of Life en Naomi Klein in No Logo, bestrijdt Nussbaum de uitholling van de universiteit als culturele instantie en sluit ze aan bij de tendens om onderzoek en cultuur af te rekenen op winstgevendheid. Ze strijdt tegen een wereldwijde ontwikkeling die jongeren opvoed tot 'useful machines, rather than complete citizens who can think for themselves, criticize tradition, […] the future of the world's democracies hangs in the balance'. De fundamentele politieke kritiek valt vooralsnog buiten de vizier van Amerikaanse intellectuelen, maar dat maakt de urgentie van dit manifest niet minder.

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij schrijft voor NRC Handelsblad en is docent Esthetica aan de de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag (KABK).

pro-mbooks1 : athenaeum